Het hoofd productie bij een installatiebedrijf maakt deel uit van het managementteam. Zijn werkgever verdenkt hem ervan actief betrokken te zijn bij de oprichting van een concurrerend bedrijf en bij pogingen de activiteiten, medewerkers en klanten over te hevelen. De werkgever schakelt een onderzoeksbureau in. De uitkomsten van het onderzoek leiden tot ontslag op staande voet. Maar de werknemer gaat naar de rechter.
Verklaringen van collega’s
De werkgever verwijst bij de rechter naar vier verklaringen van werknemers die door het onderzoeksbureau zijn gehoord. Daaruit blijkt dat het hoofd productie in samenwerking met (voormalige) MT-leden betrokken is geweest bij het plan tot oprichting van het concurrerende bedrijf en dat hij zich bij zowel werknemers als opdrachtgevers negatief heeft uitgelaten over de werkgever om te bewerkstelligen dat zij zouden overstappen.
Volgens de rechter zijn deze verklaringen slechts vage vermoedens en beweringen. Zo ontbreken concrete data, tijdstippen en locaties. Ook gaat het uitsluitend om verklaringen van horen zeggen zonder vermelding van de bron van het gerucht.
Bovendien is binnen het bedrijf onrust ontstaan sinds de schorsing van een directeur vanwege vermoedens van integriteitsschendingen en fraude. Er zijn twee kampen ontstaan, met enerzijds een groep werknemers en (voormalige) MT-leden, onder wie het hoofd productie, die zich loyaal aan deze directeur opstelden en anderzijds een groep werknemers die achter het bedrijf bleven staan. Deze tweedeling heeft volgens de rechter zijn weerslag gehad op de verklaringen van de werknemers.
Geen verklaringen van opdrachtgevers
De werkgever beweert dat het hoofd productie zich bij opdrachtgevers negatief over het bedrijf heeft uitgesproken om te bewerkstelligen dat zij zouden overstappen naar de nieuwe concurrent. Maar het onderzoek heeft geen enkele verklaring opgeleverd van een opdrachtgever die dit bevestigt.
E-mailadres van concurrent
Uit het onderzoek komt naar voren dat het hoofd productie een e-mailadres van de nieuwe concurrent heeft gebruikt om een e-mail aan twee medewerkers van de werkgever te sturen. Volgens het hoofd productie wilde hij onderzoeken wie de geruchten bleef verspreiden dat de overige MT-leden naar de concurrent zouden overstappen. Daarom had hij via een bevriende ICT-er een e-mailadres aangemaakt en vanaf dit e-mailadres een bericht gestuurd naar twee collega’s waarvan hij uiteindelijk vermoedde dat zij die geruchtenmolen in stand hielden. Direct daarna is het e-mailadres verwijderd.
De kantonrechter is het met de werkgever eens dat dit een bijzonder opmerkelijke gang van zaken is en dat de verklaring die het hoofd productie hiervoor geeft niet bepaald overtuigt, te meer nu hij vanaf ditzelfde e-mailadres ook een bericht naar zijn eigen e-mailadres bij de werkgever heeft gestuurd.
Toch vindt de rechter hierin onvoldoende aanwijzing dat het hoofd productie betrokken was bij een plan om in samenwerking met anderen ten koste van de werkgever een concurrerende onderneming op te richten.
Oordeel rechter
Volgens de rechter is onvoldoende bewezen dat het hoofd productie zich schuldig heeft gemaakt aan de verweten gedragingen. Er is geen sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Diezelfde verwijten leveren, nu ze onvoldoende zijn bewezen, evenmin redelijke grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de rechter. De werkgever moet het hoofd productie binnen twee dagen weer toelaten tot de werkvloer.
Let op: Als u een integriteitsschending vermoedt, laat die dan zorgvuldig onderzoeken. En beoordeel het onderzoeksrapport vervolgens kritisch. Levert het onderzoek geen hard bewijs op en u ontslaat de medewerker toch op staande voet, dan kan de rechter u verplichten de medewerker weer aan het werk te laten gaan. Dat zal voor beide partijen niet meevallen.
Terug naar het overzichtSchrijf u in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van financiële en fiscale ontwikkelingen.